Vroegsignalering heeft in Amsterdam en Rotterdam volop de aandacht van de geraadpleegde woningcorporaties. Deze woningcorporaties voeren tegenwoordig een actief incasso uit. De inzet is bij alle corporaties om zo vroeg mogelijk bij een huurachterstand met de huurder afspraken te maken over het in lopen van de achterstand. Dit gebeurt vanuit de ervaring dat snelle actie meer mogelijkheden biedt om een huisuitzetting te voorkomen. Voor de corporaties heeft dit ook (financiële) voordelen.

Bij alle geraadpleegde corporaties is in meer of mindere mate sprake van maatwerk bij specifieke groepen huurders. Een aantal corporaties kijkt al in een vroeg stadium naar de achtergronden betalingsgeschiedenis van huurders en past vanaf het begin de benaderingswijze aan. Andere corporaties beginnen hiermee in een later stadium, als de achterstand verder is opgelopen. De effectiviteit van de verschillende benaderingswijzen bij verschillende doelgroepen is niet bekend. Corporaties zijn vaak nog zoekende naar de beste aanpak. Nader onderzoek is noodzakelijk om goede voorbeeldpraktijk en te identificeren en beschrijven en de werkzame elementen er van vast te leggen.

In beide steden bestaan afspraken over het melden van (kwetsbare) huurders door woningcorporaties bij projecten voor de preventie van huisuitzetting, instellingen voor schuldhulpverlening en zorgpartijen als het een corporatie niet lukt om een huurder te bereiken of om met een huurder tot een oplossing te komen. Vooral in Amsterdam hebben de afspraken over Vroeg Eropaf geleid tot meer contact met huurders met een dreigende huisuitzetting: het overgrote deel van de huurders wordt door de instelling van maatschappelijke dienstverlening in een vroeg stadium bereikt. Een cumulatieve huurachterstand van twee maanden lijkt een geschikt moment om huurders met schulden tijdens een huisbezoek hulp te bieden, omdat de meeste huurders dan ook zelf de huurachterstand als probleem ervaren. Omdat de ervaring van de situatie per persoon verschilt, staat nooit vast wat het beste moment is voor het aanbieden van hulp. Maatwerk is daarom belangrijk. Veel huurders hebben echter al veel andere schulden op het moment dat zij de huur niet meer betalen. Het is daarom van belang dat woningcorporaties hen direct bij het ontstaan van een huurachterstand wijzen op de
mogelijkheden voor professionele ondersteuning bij de aanpak van schulden. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat huurders hier behoefte aan hebben.

De geraadpleegde corporaties in beide steden hebben veel keuzevrijheid in het bepalen of en wanneer zij huurders aanmelden bij de preventieprojecten. Ketenpartners signaleren betrekkelijk grote verschillen in de aanpak van de woningcorporaties in hun stad en in hun bereidheid om samen met betrokkenen te werken aan een oplossing. Een aantal corporaties schakelt tijdig hun ketenpartners in, maar er zijn ook corporaties die niet of te laat aan de bel trekken. Het financiële belang van de woningcorporaties staat soms haaks op het zorgbelang van de ketenpartners en dit leidt soms tot frustraties over en weer.
De samenwerking tussen de corporaties en de ketenpartners verbeterde in beide steden door de intensievere samenwerking in het kader van de convenanten preventie huisuitzetting, maar niettemin signaleren de betrokkenen in beide steden soms een gebrek aan begrip voor elkaars positie. Het is van belang dat de betrokkenen elkaar blijven opzoeken en met elkaar in gesprek blijven over de mogelijkheden voor preventie, ook als bestaande samenwerkingsverbanden op wijkniveau een andere vorm krijgen door de reorganisaties die gepland staan voor 2015. Het is daarnaast belangrijk dat alle instanties die met huurders met huurachterstanden te maken hebben het signaleren van huurachterstanden en het toeleiden naar passende hulp als een gedeelde verantwoordelijkheid beschouwen, omdat dit de kans dat huurders in beeld komen en passende hulp krijgen vergroot.

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat in beide steden de toegang tot schuldhulpverlening beperkt is en dat een substantieel deel van de mensen met schulden moeilijk de weg vindt naar schuldhulpverlening. In beide steden zijn er groepen mensen die geen toegang krijgen tot schuldhulp omdat zij niet voldoen aan de voorwaarden. Dit zijn onder andere mensen die eerder een beroep deden op de schuldhulpverlening, mensen zonder inkomen en zelfstandige ondernemers. Ook moeten mensen zeer gemotiveerd zijn voor een schuldhulpverleningstraject. Ketenpartners in beide steden vinden de uitsluitinggronden zeer problematisch, omdat de strenge voorwaarden het voorkomen van huisuitzettingen door huurachterstand sterk belemmert. Betrokkenen signaleren dat het voor mensen met schulden vaak niet duidelijk is waar zij terecht kunnen voor hulp. Ook vinden zij dat de gemeente teveel uitgaat van de zelfredzaamheid van burgers, terwijl een behoorlijk percentage van de mensen met problematische schulden volgens hen niet zelf in staat is om de weg naar de schuldhulpverlening te vinden. Het verlagen van de drempel voor de schuldhulpverlening en het aanpakken van de belemmeringen die mensen ervaren bij het zoeken
naar hulp, rekening houdende met hun beleving van de situatie, is noodzakelijk om meer huurders met een dreigende huisuitzetting te kunnen helpen en daarmee ontruimingen door huurschulden te helpen voorkomen.

De Wgs verplicht dat mensen die een beroep doen op schuldhulpverlening binnen vier weken een intake krijgen en bij een crisissituatie binnen drie werkdagen. Dit onderzoek geeft geen uitsluitsel over of gemeenten aan deze eis voldoen. Wel geven de gesprekken met betrokkenen zicht op het bestaan van wachttijden en op oorzaken hiervoor. Door de vertraging loopt de schuldenproblematiek van huurders met dreigende huisuitzetting op, wat het voorkomen van een ontruiming bemoeilijkt. Het is daarom van groot belang dat alle betrokkenen urgentie toekennen aan klanten bij wie een woningontruiming dreigt. Ook is te overwegen na te gaan of informatiesystemen zijn te koppelen en te raadplegen om snel inzicht in de financiële situatie van huurders te krijgen en snel alle informatie beschikbaar te hebben voor een aanvraag.

Van het kleine deel huurders dat tot de schuldhulpverlening wordt toegelaten, valt een deel na toelating weer uit. Reden hiervoor kan zijn dat zij zich niet houden aan de gestelde voorwaarden, maar ook kan meespelen dat schuldsituaties onoplosbaar zijn of dat één of meerdere schuldeisers niet akkoord gaan met het voorstel voor een gemeentelijke schuldregeling. Woningcorporaties in beide steden weigeren regelmatig een voorstel. De Wsnp voorziet in de mogelijkheid tot het opleggen van de verplichting – via de rechter – om alsnog mee te werken aan een gemeentelijke schuldregeling. Bij een dreigende huisuitzetting voorziet de Wsnp verder in de mogelijkheid voor een verzoek voor een moratorium. Betrokkenen in Rotterdam en Amsterdam zetten dit zo nu en dan in en weten hiermee soms een dreigende huisuitzetting te voorkomen.

Of de tot stand gekomen schuldhulpverlening huurders met een dreigende huisuitzetting een duurzame oplossing biedt, is twijfelachtig. De Wgs verplicht gemeenten om integrale schuldhulpverlening te bieden, wat betekent dat schuldhulpverleners ook aandacht besteden aan de oorzaken van de financiële problemen en aan factoren die een schuldenvrije toekomst in de weg staan. Hoewel de beleidsplannen van de gemeenten de noodzaak hiertoe benadrukken, gebeurt dit in de praktijk lang niet altijd. Betrokken partijen in beide steden signaleren een groeiende schuldenproblematiek in de afgelopen jaren. Meer huurders lopen een huurachterstand op en moeten een beroep doen op ondersteuning door professionals. Doordat meer mensen een beroep doen op professionele ondersteuning hebben professionals niet genoeg tijd om naast de aanpak van schulden aandacht te besteden aan het aanleren van de vaardigheden die nodig zijn om het ontstaan van problematische schulden in de toekomst te voorkomen. Daarnaast merken betrokkenen bij het voorkomen van huisuitzetting dat het besef van de noodzaak tot integrale schuldhulpverlening nog niet bij alle hulpverleners voldoende is doorgedrongen. Een aantal ketenpartners ervaart verder een verlaging van het deskundigheidsniveau van maatschappelijke dienstverleners als gevolg van bezuinigingen in de afgelopen jaren. De toenemende inzet van relatief ongeschoolde vrijwilligers bij de aanpak van complexe schulden zorgen baart hen zorgen.
Om tot een duurzame oplossing te kunnen komen voor huisuitzettingen vanwege huurschulden is het zaak dat gemeenten meer inzetten op het bieden van toegankelijke en kwalitatief goede, integrale schuldhulp.
In beide steden bestaan afspraken over het melden van (kwetsbare) huurders door woningcorporaties bij projecten voor de preventie van huisuitzetting, instellingen voor schuldhulpverlening en zorgpartijen als het een corporatie niet lukt om een huurder te bereiken of om met een huurder tot een oplossing te komen. Vooral in Amsterdam hebben de afspraken over Vroeg Eropaf geleid tot meer contact met huurders met een dreigende huisuitzetting: het overgrote deel van de huurders wordt door de instelling van maatschappelijke dienstverlening in een vroeg stadium bereikt. Een cumulatieve huurachterstand van twee maanden lijkt een geschikt moment om huurders met schulden tijdens een huisbezoek hulp te bieden, omdat de meeste huurders dan ook zelf de huurachterstand als probleem ervaren. Omdat de ervaring van de situatie per persoon verschilt, staat nooit vast wat het beste moment is voor het aanbieden van hulp. Maatwerk is daarom belangrijk. Veel huurders hebben echter al veel andere schulden op het moment dat zij de huur niet meer betalen. Het is daarom van belang dat woningcorporaties hen direct bij het ontstaan van een huurachterstand wijzen op de
mogelijkheden voor professionele ondersteuning bij de aanpak van schulden. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat huurders hier behoefte aan hebben.

De geraadpleegde corporaties in beide steden hebben veel keuzevrijheid in het bepalen of en wanneer zij huurders aanmelden bij de preventieprojecten. Ketenpartners signaleren betrekkelijk grote verschillen in de aanpak van de woningcorporaties in hun stad en in hun bereidheid om samen met betrokkenen te werken aan een oplossing. Een aantal corporaties schakelt tijdig hun ketenpartners in, maar er zijn ook corporaties die niet of te laat aan de bel trekken. Het financiële belang van de woningcorporaties staat soms haaks op het zorgbelang van de ketenpartners en dit leidt soms tot frustraties over en weer.
De samenwerking tussen de corporaties en de ketenpartners verbeterde in beide steden door de intensievere samenwerking in het kader van de convenanten preventie huisuitzetting, maar niettemin signaleren de betrokkenen in beide steden soms een gebrek aan begrip voor elkaars positie. Het is van belang dat de betrokkenen elkaar blijven opzoeken en met elkaar in gesprek blijven over de mogelijkheden voor preventie, ook als bestaande samenwerkingsverbanden op wijkniveau een andere vorm krijgen door de reorganisaties die gepland staan voor 2015. Het is daarnaast belangrijk dat alle instanties die met huurders met huurachterstanden te maken hebben het signaleren van huurachterstanden en het toeleiden naar passende hulp als een gedeelde verantwoordelijkheid beschouwen, omdat dit de kans dat huurders in beeld komen en passende hulp krijgen vergroot.

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat in beide steden de toegang tot schuldhulpverlening beperkt is en dat een substantieel deel van de mensen met schulden moeilijk de weg vindt naar schuldhulpverlening. In beide steden zijn er groepen mensen die geen toegang krijgen tot schuldhulp omdat zij niet voldoen aan de voorwaarden. Dit zijn onder andere mensen die eerder een beroep deden op de schuldhulpverlening, mensen zonder inkomen en zelfstandige ondernemers. Ook moeten mensen zeer gemotiveerd zijn voor een schuldhulpverleningstraject. Ketenpartners in beide steden vinden de uitsluitinggronden zeer problematisch, omdat de strenge voorwaarden het voorkomen van huisuitzettingen door huurachterstand sterk belemmert. Betrokkenen signaleren dat het voor mensen met schulden vaak niet duidelijk is waar zij terecht kunnen voor hulp. Ook vinden zij dat de gemeente teveel uitgaat van de zelfredzaamheid van burgers, terwijl een behoorlijk percentage van de mensen met problematische schulden volgens hen niet zelf in staat is om de weg naar de schuldhulpverlening te vinden. Het verlagen van de drempel voor de schuldhulpverlening en het aanpakken van de belemmeringen die mensen ervaren bij het zoeken
naar hulp, rekening houdende met hun beleving van de situatie, is noodzakelijk om meer huurders met een dreigende huisuitzetting te kunnen helpen en daarmee ontruimingen door huurschulden te helpen voorkomen.

De Wgs verplicht dat mensen die een beroep doen op schuldhulpverlening binnen vier weken een intake krijgen en bij een crisissituatie binnen drie werkdagen. Dit onderzoek geeft geen uitsluitsel over of gemeenten aan deze eis voldoen. Wel geven de gesprekken met betrokkenen zicht op het bestaan van wachttijden en op oorzaken hiervoor. Door de vertraging loopt de schuldenproblematiek van huurders met dreigende huisuitzetting op, wat het voorkomen van een ontruiming bemoeilijkt. Het is daarom van groot belang dat alle betrokkenen urgentie toekennen aan klanten bij wie een woningontruiming dreigt. Ook is te overwegen na te gaan of informatiesystemen zijn te koppelen en te raadplegen om snel inzicht in de financiële situatie van huurders te krijgen en snel alle informatie beschikbaar te hebben voor een aanvraag.

Van het kleine deel huurders dat tot de schuldhulpverlening wordt toegelaten, valt een deel na toelating weer uit. Reden hiervoor kan zijn dat zij zich niet houden aan de gestelde voorwaarden, maar ook kan meespelen dat schuldsituaties onoplosbaar zijn of dat één of meerdere schuldeisers niet akkoord gaan met het voorstel voor een gemeentelijke schuldregeling. Woningcorporaties in beide steden weigeren regelmatig een voorstel. De Wsnp voorziet in de mogelijkheid tot het opleggen van de verplichting – via de rechter – om alsnog mee te werken aan een gemeentelijke schuldregeling. Bij een dreigende huisuitzetting voorziet de Wsnp verder in de mogelijkheid voor een verzoek voor een moratorium. Betrokkenen in Rotterdam en Amsterdam zetten dit zo nu en dan in en weten hiermee soms een dreigende huisuitzetting te voorkomen.

Of de tot stand gekomen schuldhulpverlening huurders met een dreigende huisuitzetting een duurzame oplossing biedt, is twijfelachtig. De Wgs verplicht gemeenten om integrale schuldhulpverlening te bieden, wat betekent dat schuldhulpverleners ook aandacht besteden aan de oorzaken van de financiële problemen en aan factoren die een schuldenvrije toekomst in de weg staan. Hoewel de beleidsplannen van de gemeenten de noodzaak hiertoe benadrukken, gebeurt dit in de praktijk lang niet altijd. Betrokken partijen in beide steden signaleren een groeiende schuldenproblematiek in de afgelopen jaren. Meer huurders lopen een huurachterstand op en moeten een beroep doen op ondersteuning door professionals. Doordat meer mensen een beroep doen op professionele ondersteuning hebben professionals niet genoeg tijd om naast de aanpak van schulden aandacht te besteden aan het aanleren van de vaardigheden die nodig zijn om het ontstaan van problematische schulden in de toekomst te voorkomen. Daarnaast merken betrokkenen bij het voorkomen van huisuitzetting dat het besef van de noodzaak tot integrale schuldhulpverlening nog niet bij alle hulpverleners voldoende is doorgedrongen. Een aantal ketenpartners ervaart verder een verlaging van het deskundigheidsniveau van maatschappelijke dienstverleners als gevolg van bezuinigingen in de afgelopen jaren. De toenemende inzet van relatief ongeschoolde vrijwilligers bij de aanpak van complexe schulden zorgen baart hen zorgen.
Om tot een duurzame oplossing te kunnen komen voor huisuitzettingen vanwege huurschulden is het zaak dat gemeenten meer inzetten op het bieden van toegankelijke en kwalitatief goede, integrale schuldhulp.